Dat betekent dat hij meerdere keren moet vluchten om te voorkomen dat hij gedood wordt. De eerste keer is dat vanwege een vrouw, de tweede keer vanwege verraad en de derde keer tijdens de belegering van Jeruzalem.
In Babel komt hij in contact met Elisama, die ook schrijver van beroep is. Maar dat is dan ook eigenlijk het enige wat de twee mannen gemeenschappelijk hebben. Mannu-ki is een echte Babyloniër, trots op zijn koning en de verschillende goden die in zijn land gediend worden. Elisama daarentegen is een Judeeër, die in 597 voor Christus vanuit Jeruzalem meegevoerd is naar Babel. Hij treurt, niet alleen omdat hij zijn familie en Jeruzalem moest verlaten, maar vooral omdat Jahweh Zijn volk verlaten heeft vanwege de zonden. Hij is niet trots op zijn landgenoten, want ze hebben niet geluisterd naar de boodschap van de profeten, maar gedaan wat goed was in hun eigen ogen.
De val van Jeruzalem
Na veel omzwervingen en ontberingen maken beide mannen de val van Jeruzalem mee in het jaar 588. Het zal niemand verbazen dat ze ook die gebeurtenis verschillend ervaren, Mannu-ki is diep onder de indruk als hij het gebed aanhoort dat zijn vriend opzendt naar Jahweh, naar aanleiding van Psalm 37. Daarin belijdt hij zijn eigen zonden en die van zijn volk, maar hij blijft hopen op Jahweh. Vooral dat laatste kan de Babyloniër niet vatten. ‘Nog steeds niet; zo schrijft hij op de laatste bladzijde. Ooit droomde hij ervan om een belangrijk mens te zijn, maar zijn leven heeft hem niet gebracht wat hij hoopte. Het boek is gebaseerd op historisch onderzoek. Dertig bladzijden gevuld met noten en een bibliografie bewijzen dat de auteur zich grondig heeft verdiept in de geschiedenis van zowel Jeruzalem als Babel. Hij heeft authentieke stukken tekst uit de Neo-Babylonische tijd opgenomen in zijn verhaal en verschillende kaarten en plattegronden illustreren hoe beide steden eruitzagen in de zesde en zevende eeuw voor Christus. Mijns inziens is Maarten Hertoghs erin geslaagd om een zeer geloofwaardig tijdsbeeld neer te zetten.
Spannend
Af en toe zijn de gebeurtenissen zo spannend beschreven dat het me moeite kostte om niet achter in het boek te kijken of de hoofdpersonen nog leefden. Toen ik begon te lezen, was ik even bang dat de ingewikkelde namen, die soms veel op elkaar lijken, een belemmering zouden vormen om goed in het verhaal te komen, maar na twintig bladzijden was die angst voorbij. Na een kleine inspanning leest het boek als een trein. Het geeft een inkijkje in de pracht en praal van het Babel uit de tijd van Nebukadnezar, gebouwd door de machtigen der aarde. Het prijskaartje wordt echter niet verzwegen. Of zoals Mannu-ki het zegt: ‘Ik werd verscheurd tussen de trots op wat mijn volk teweegbracht in de wereld en het delen in de pijn van een man met wie ik me ondanks alles sterk verbonden voelde’ (blz. 247). Die man was Elisama. De profeten Daniël en Jeremia worden een enkele keer instemmend aangehaald door Elisama.